
Beoordelingscriteria Nederlands Gesprekken 3F
Voldoet het geheel van de uitgevoerde gespreksopdracht(en) aan alle onderstaande precondities?
o De kandidaat spreekt in het Nederlands;
o Minimaal 80% van de gevraagde inhoud is gerealiseerd;
o De uitingen zijn voldoende te verstaan om de opdracht(en) te kunnen beoordelen.
Beurten nemen en bijdragen aan samenhang
Je kunt een passende uitdrukking gebruiken om eigen opmerkingen aan te kondigen (bijv. Ik wil daar graag op reageren, Je zou dat ook anders kunnen bekijken, Dat betwijfel ik) en de beurt te krijgen, of om tijd te winnen en de beurt te houden tijdens het nadenken.
Je kunt met complexere verbanden (bijv. oorzaak-gevolg (door, waardoor, zodat, als gevolg van), voor- en nadelen (aan de ene kant, aan de andere kant) overeenkomsten, vergelijkingen (evenals, lijkt op, overeenkomstig) etc. samenhang aanbrengen en het gesprek structureren (bijv. samenvatten, ergens op terug komen, vragen stellen, begrip checken, logische overgangen maken, afronden).
Je gebruikt correcte voegwoorden (Eenvoudig: en, want, maar, omdat, dus, dat of Complex: tenzij, hoewel, totdat, terwijl, aangezien etc.) en maakt correct complexe verwijzingen (bijv. Als het ontwerp klaar is, kunt u dat bij ons inleveren. De organisatie heeft haar nieuwe plannen gepresenteerd. De oppas is trots op de kinderen en geeft hun een compliment.), ook in complexe constructies (bijv. De Nederlandse bevolking heeft haar stem laten horen. De staatssecretaris deed een voorstel dat niet uitgevoerd kon worden.
Afstemming op doel
Je voert zonder moeite gesprekken waarbij je meer laat horen (Een verdiepend niveau door bijv. sterke argumentatie, duidelijke motivatie, goed advies, uitvoerige uitleg, origineel plan, overzichtelijke presentatie van uitkomsten onderzoek, etc.) dan het volgen van de opdracht.
Afstemming op de gesprekspartner(s)
Je stemt je toon (bijv. amicaal, afstandelijk, wervend, overtuigend, populair, enthousiasmerend, zakelijk etc.) en woordgebruik zonder moeite consequent af op verschillende gesprekspartners en -situaties.
Je kunt indien nodig ideeën herformuleren (bijv. opnieuw uitleggen in andere woorden als je gesprekspartner je niet begrijpt).
Woordenschat en woordgebruik
Je hebt een goede woordenschat. Dit laat je horen door te variëren in woordgebruik (Het gebruiken van synoniemen en alternatieve formuleringen in plaats van (hinderlijke) woordherhalingen). Je kiest vrijwel altijd woorden die passend zijn voor de situatie.
Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
Je bent goed verstaanbaar en kiest in de uitspraak vrijwel altijd de juiste intonatie. Incidentele vergissingen en kleine fouten zijn eigen aan gesproken taal en komen dus voor, maar zijn niet storend en worden meestal direct verbeterd.
Je hebt een goede beheersing van grammatica. Dit laat je horen door eenvoudige én complexere zinnen vrijwel altijd correct te formuleren.