
Spreken 3F
Als alle onderstaande criteria met een voldoende zijn beoordeeld, heb je minimaal een 6. Een onvoldoende op het ene criterium kan niet gecompenseerd worden met een voldoende op het andere criterium. Dus als een van de criteria een onvoldoende is, dan heb je altijd een onvoldoende.
Samenhang
Je bent in staat om met complexere verbanden (bijv. oorzaak-gevolg: door, waardoor, zodat, als gevolg van, voor- en nadelen: aan de ene kant, aan de andere kant, overeenkomsten-vergelijkingen: evenals, lijkt op, overeenkomstig etc.) samenhang aan te brengen. De gedachtegang is logisch en consequent, een eventueel zijspoor is niet hinderlijk. Je kunt, indien nodig, de opbouw aan het publiek duidelijk maken, en deze aanhouden.
Je gebruikt correcte voegwoorden (eenvoudig: en, want, maar, omdat, dus, dat en of. Complex: tenzij, hoewel, totdat, terwijl, aangezien etc.) en maakt correct eenvoudige verwijzingen (bijv. De jongen heeft honger. Hij gaat eten De telefoon is leeg. Die moet ik opladen).
Je maakt correcte complexe verwijzingen (bijv. Als het ontwerp klaar is, kunt u dat bij ons inleveren. De organisatie heeft haar nieuwe plannen gepresenteerd. De oppas is trots op de kinderen en geeft hun een compliment), ook in complexe constructies (bijv. De Nederlands bevolking heeft haar stem laten horen. De staatssecretaris deed een voorstel dat niet uitgevoerd kon worden.)
Afstemming op doel
Je bereikt het spreekdoel. Indien gevraagd kun je verschillende spreekdoelen (bijv. jezelf voorstellen en iets vragen, resultaten presenteren en een actieplan communiceren, probleem in kaart brengen en mogelijke oplossingen ophalen, voldoende informeren om de luisteraar aan het denken te zetten etc.) in één voordracht combineren.
Afstemming op het publiek
Je kiest in formele of informele situaties zonder moeite consequent de juiste toon (bijv. amicaal, afstandelijk, wervend, overtuigend, populair, enthousiasmerend, zakelijk etc.). Je kunt, indien nodig, spontaan afwijken van een voorbereide tekst en ingaan op punten die vanuit het publiek worden aangedragen.
Woordenschat en woordgebruik
Je hebt een goede woordenschat. Dit laat je horen door te variëren in woordgebruik (Het gebruiken van synoniemen en alternatieve formuleringen in plaats van (hinderlijke) woordherhalingen.). Je kiest vrijwel altijd woorden die passend zijn voor de situatie.
Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
Je bent goed verstaanbaar en kiest in de uitspraak vrijwel altijd de juiste intonatie. Je kunt lange stukken tekst produceren in een normaal tempo. Incidentele vergissingen en kleine fouten zijn eigen aan gesproken taal en komen dus voor, maar zijn niet storend en worden meestal direct verbeterd.
Je hebt een goede beheersing van grammatica. Dit laat je horen door eenvoudige én complexere zinnen vrijwel altijd correct te formuleren.